Stadsduiven worden ook wel verwilderde huisduiven genoemd en stammen af van de rotsduif. De stadsduiven zijn door gefokte nakomelingen en hebben zich volledig aan ons aangepast. Er zijn naar schatting 500 miljoen stadsduiven wereldwijd. De rotsduif is een beschermde diersoort, maar de stadsduif niet. Ze hebben weinig natuurlijke vijanden en daardoor kan de duivenpopulatie in snel tempo groeien. Stadsduiven worden ook wel de ‘ratten onder de vogels’ genoemd. Ze dragen net als ratten ziekteverwekkende bacteriën en parasieten bij zich, wat via hun ontlasting huidirritatie bij mensen kan veroorzaken. Bij 8% van de vogels is een bacterie in hun ontlasting gevonden die de welbekende papegaaienziekte veroorzaakt. In aanraking met besmette duiven kunnen ze longontsteking bij mensen veroorzaken. Tevens dragen stadsduiven veelal de Campylobacter jejuni- bacterie bij zich, wat voor ernstige diarree bij de mensheid veroorzaakt. Andere ziekteverspreiders die de duif met zich meedraagt zijn: Ornithose, E.Coli, Salmonella en bloedluis. Toch worden relatief weinig mensen echt ziek van deze dieren.
Oorsprong van de stadsduif
De stadsduiven zoals wij die kennen komen van oorsprong niet uit Nederland. Het is een afstammeling van de Columbia Livia, oftewel de rotsduif. Het oorspronkelijke leefgebied van deze duiven is te vinden rond de Middellandse zee, Azië en Noord-Afrika. Ze leven daar in grote groepen, kolonies genaamd, tussen de rotsen. Het vermoeden is dat de rotsduif zo’n 7000 jaar geleden spontaan is gaan samenleven met de mens. De stenen gebouwen die wij bouwden, kwamen sterk overeen met hun natuurlijke leefomgeving. Mens en duif kwamen er al snel achter dat het samenleven zijn voordelen had. De duiven leverden goede mest en bleken bovendien ook nog lekker te smaken. Ook kwam men erachter dat ze over een uitmuntend oriëntatievermogen beschikten. Daardoor ontstond de zogenaamde postduif. Tot het eind van de 18-de eeuw was het houden van duiven vooral een privilege voor de rijke adel en geestelijke. Zo gebeurde het dat de stadsduif ontstond.
Uiterlijk van de stadsduif
Doordat de mens, met name de adel, begon te fokken met verschillende duivenrassen ontstond er een grote variatie. Er waren niet alleen verschillen in de uiterlijke kenmerken, maar ook in wat het dier kon. Zo was de ene duif goed in heel hoog vliegen en kon de ander veel beter tuimelen, wat vooral in shows werd gebruikt. De oorspronkelijke rotsduif is blauwgrijs met hier en daar wat groene en paarse glans. Dat zie je vooral rond de kop en in de hals. Op de vleugels zijn twee donkere vleugelbanden zichtbaar. De rotsduif is met zijn 30 cm niet heel groot en ze weegt gemiddeld 200 tot 300 gram. Onze verwilderde stadsduiven lijken heel veel op de rotsduif en kruisingen tussen deze twee rassen komen veelvuldig voor. Het verschil tussen de rotsduif en stadsduif is echter dat het uiterlijk van de stadsduiven varieert per dier. Dat komt, doordat de mens tijdens het fokken verschillende rassen heeft gecombineerd. Elke duif heeft daardoor zijn eigen uiterlijke kenmerken. De verwilderde soort kiest natuurlijk ook haar eigen partner uit, waardoor de verscheidenheid in kleuren en kruising van rassen onvermoeibaar doorgaat.
Hoe leeft de stadsduif?
Ze leven nog steeds in grote kolonies, die soms wel tientallen dieren tellen. Doordat ze het hele jaar door broeden vermeerderen ze zich in afzienbare tijd. De nesten die ze maken zijn vaak rommelig. Het liefst kiezen ze donkere plaatsen op balkons, zolders, vensterbanken of andere harde ondergronden. Deze keuze is natuurlijk onderhevig aan hun voorouder, de rotsduif. Ze leggen twee tot vier keer per jaar eieren. Er zijn er zelfs die 7 legsels per jaar weten te produceren. Meestal zijn dat twee eieren per keer en na 17 dagen worden de jonge duifjes geboren. Al na ongeveer 35 dagen zijn de jongen klaar om de wijde wereld in te vliegen. Vanaf 5 maanden zijn ze geslachtsrijp. Met het gegeven dat ze gemiddeld 7 jaar oud worden snap je wel dat ze voor heel wat nageslacht kunnen zorgen.
Voedsel
Hun voedsel bestaat voornamelijk uit zwerfafval, maar ze eten het liefst zaden. Daarvoor vliegen ze graag een aantal kilometers naar een akker buiten de stad.